Paragrafen

Lokale heffingen

Inleiding

Het totale pakket van gemeentelijke belastingen en heffingen bestaat uit verschillende belastingheffingen welke opgelegd worden op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening. De doelstelling van de lokale heffingen is het verwerven van eigen middelen uit belastingen en heffingen ter dekking van de algemene en specifieke uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De uitvoering en de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de heffingswerkzaamheden liggen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet bij de heffingsambtenaar. Hierbij valt te denken aan het vaststellen en opleggen van de aanslagen en taxatiewaarden, het doen van uitspraken op bezwaren en het verweer bij beroepszaken.

De gemeentelijke heffingen zijn na de algemene uitkering uit het Gemeentefonds de belangrijkste bron van inkomsten. Bij gemeentelijke heffingen wordt onderscheid gemaakt tussen algemene belastingen en retributies. Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. Bij de retributies is er wel sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taak. Bij retributies mogen de geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de gemeente voor de uitoefening van de taak.

Tarievenbeleid

Voor de hoogte van tarieven gelden de volgende uitgangspunten:
De belastingen en heffingen worden trendmatig verhoogd, tenzij op grond van een besluit van de gemeenteraad een andere verhoging is vastgelegd. Voor 2021 was de trendmatige verhoging vastgesteld op 1,6%. Extra verhogingen worden slechts voorgesteld, wanneer daar tegenover de realisering van aanwijsbare voorzieningen ten behoeve van de gemeenschap staan. Dienstverlening door of vanwege de gemeente, behoort kostendekkend te zijn.

De opbrengsten uit de lokale belastingen en heffingen zijn over de afgelopen twee jaren als volgt:

Gemeentelijke heffing

Rek 2020

Begr 2021

Rek 2021

prim

actueel

1.1 Onroerende-zaakbelastingen

4.911.973

5.047.904

5.173.277

5.159.987

1.2 Hondenbelasting

60.747

62.000

69.000

70.154

1.3 Precariobelasting

18.694

18.000

18.000

18.000

1.4 Toeristenbelasting

67.545

42.024

52.024

80.362

Totaal Belastingen

5.058.960

5.169.928

5.312.301

5.328.503

2.1 Afvalstoffenheffingen

1.896.026

1.876.634

1.876.634

1.881.434

2.2 Rioolheffing

2.212.597

2.056.991

2.076.246

2.101.430

2.3 Haven- en kadegelden

712.854

624.152

644.548

733.377

2.4 Marktgelden

34.662

30.172

26.956

33.980

2.5 Begraafrechten

392.782

316.458

317.613

426.371

2.6 Secretarieleges (Titel 1)

153.829

209.854

174.509

174.509

2.7 Omgevingsvergunningen (Titel 2)

766.792

398.323

849.513

849.513

2.8 Leges (Titel 3)

13.700

13.700

13.700

13.700

2.9 Overig

0

0

0

0

Totaal Retributies

6.183.242

5.526.284

5.979.719

6.214.315

TOTAAL

11.242.201

10.696.212

11.292.020

11.542.818

Belastingen

Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. De opbrengsten van de algemene belastingen gaan naar de algemene middelen van de gemeente. De gemeenteraad bepaalt dus zelf waaraan de gemeente dat geld besteedt. Voorbeelden van algemene belastingen zijn de onroerendezaakbelasting (OZB), precariobelasting en de hondenbelasting.

1.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden over binnen de gemeente gelegen onroerende zaken, drie directe belastingen geheven:

  • eigenarenbelasting voor woningen;
  • eigenarenbelasting voor niet-woningen;
  • gebruikersbelasting voor niet-woningen

De peildatum voor de belastingplicht is 1 januari van het belastingjaar. Grondslag is de WOZ-waarde.

Elk jaar wordt de onroerend zaak gewaardeerd o.g.v. de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Hiermee volgt de WOZ-waarde jaarlijks de marktontwikkeling. De gemeente Urk heeft delen van de jaarlijkse herwaardering uitbesteed aan het taxatiebureau SMQ. Voor het belastingjaar 2021 geldt de WOZ-waarde naar prijspeil van 1 januari 2020.

Waardeontwikkeling
Om waardeontwikkelingen van woningen en niet-woningen niet van invloed te laten zijn op de opbrengst, worden de tarieven conform de waardeontwikkelingen aangepast. Dit uitgangspunt is in het verleden altijd bij herwaarderingen gehanteerd. In de huidige markt worden dus de stijgende WOZ-waarden gecompenseerd door een gelijke daling van de tarieven.

De stijging op de huizenmarkt is fors doorgezet met een gemiddelde waardestijging van 8 %. Met deze stijging is het tarief dan ook verlaagd, zodat de gemiddelde aanslag gelijk was aan 2020. Bij de niet-woningen was sprake van een gemiddelde waardestijging van 1,5 %.

De tarieven zijn opgenomen in de Verordening Onroerende-zaakbelastingen. De totale OZB-inkomsten bedroegen in 2021 € 5,16 miljoen.

De opbrengsten 2021 en volgende jaren zijn gebaseerd op de besluitvorming van de raad, de groei van het aantal onroerende zaken en de tariefsaanpassingen op basis van de nieuwe waarden in het kader van de hertaxaties Wet WOZ. Op grond van eerder besluitvorming dienen de tarieven zodanig vastgesteld te worden dat de geraamde opbrengsten gerealiseerd worden.

1.2 Hondenbelasting
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake het houden van een hond binnen de gemeente. Het is niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden. Het tarief voor 2021 is met 1,6 % verhoogd. De opbrengst voor deze belasting was in 2021 € 70.000.

1.3 Precariobelasting
De gemeente heft een precariobelasting als vergoeding voor het gebruik van openbare grond. De precariobelasting wordt specifiek geheven voor het plaatsen van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Voorbeelden van belaste voorwerpen zijn kabels en leidingen, terrassen, bouwmaterialen, zonneschermen, luifels, lichtreclames en vlaggen. Precariobelasting wordt wel gezien als de fiscale tegenhanger van een privaatrechtelijke vergoeding om de gemeentegrond te kunnen gebruiken. In 2021 was de opbrengst € 18.000.

1.4 Toeristenbelasting
Dit betreft een belasting die wordt geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP). Door het heffen van een toeristenbelasting dragen ook niet-inwoners bij in de kosten van de algemene voorzieningen. Het tarief bedraagt € 1,50 per persoon per overnachting. De opbrengst voor deze belasting bedroeg in 2021 € 80.000.

Retributies

De retributies vallen uiteen in bestemmingsheffingen en leges. Hierbij geldt dat de gemeente niet meer mag heffen dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Voorbeelden hiervan zijn de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, die worden gebruikt voor doeleinden met een duidelijk algemeen belang.

De belangrijkste retributies zijn de leges. Deze dienst levert met name individueel voordeel op. Zo betalen inwoners van de gemeente een bijdrage voor het aanvragen van een paspoort of vergunning. Ook voor de leges geldt dat deze niet meer dan kostendekkend mogen zijn.

Voor de navolgende heffingen geldt dat de opbrengsten niet uit mogen gaan boven de geraamde kosten, ofwel geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn:

  • Afvalstoffenheffing;
  • Rioolheffing;
  • Haven- en kadegelden;
  • Leges;
  • Marktgelden;
  • Begraafrechten.

In onderstaande tabel is de kostendekkendheid van de retributies weergegeven. Bij iedere retributie ziet u verder een overzicht van de baten en de lasten in 2021.

Kostendekking Retributies en Leges (x 1.000)

Gemeentelijke heffing
(x € 1.000)

Rekening 2020

Begroting 2021 primitief

Rekening 2021

dekking

lasten

baten

dekking

lasten

baten

dekking

2.1 Afvalstoffenheffingen

90%

1.948

1.930

99%

2.067

2.017

98%

2.2 Rioolheffing

97%

2.050

2.059

100%

2.108

2.133

101%

2.3 Haven- en kadegelden

67%

870

680

78%

2.032

1.362

67%

2.4 Marktgelden

65%

48

30

62%

65

34

52%

2.5 Begraafrechten

99%

393

316

81%

518

426

82%

2.6 Secretarie-leges (Titel 1)

24%

771

210

0%

648

175

27%

2.7 Omgevingsver-gunningen (Titel 2)

65%

902

398

0%

1.045

850

81%

2.8 Leges (Titel 3)

82%

17

14

0%

17

14

82%

2.1 Afvalstoffenheffing

Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge art. 10.11 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De afvalinzameling op Urk is uitbesteed aan de afvalinzamelaar ROVA te Zwolle. De hoogte van de aanslag voor de afvalstoffenheffing is afhankelijk van de gezinsgrootte en de soort container. In de tarieven zijn ook de kosten voor de milieustraat en het straatvegen verwerkt.

De opbrengst van de afvalstoffenheffing dient de kosten te dekken. Het in 2020 gewijzigde afvalbeleid heeft er voor gezorgd dat de heffing licht kon dalen in 2021. Bij ongewijzigd beleid hadden de tarieven de komende jaren steeds met 10 tot 15% moeten stijgen! Om dit te voorkomen zijn voorstellen gedaan om de kosten in te dammen. Met ingang van 1 april 2020 wordt het PMD tweewekelijks ingezameld en het restafval maandelijks. Deze wijziging heeft ertoe geleid dat het scheiden van afval is toegenomen. Er zijn dus meer grondstoffen, maar minder restafval ingezameld.

2.2 Rioolheffing
Rioolheffing wordt geheven van de eigenaar van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en van de gebruiker van een perceel waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, dan wel dat belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten.

De opbrengst van de rioolheffing mag alleen worden gebruikt ter dekking van de kosten van:

  • het inzamelen en transporteren van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater en het zuiveren van huishoudelijk afvalwater;
  • het inzamelen van afvloeiend hemelwater en het verwerken hiervan alsmede maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken.

Bij het bepalen van de hoogte van de tarieven van de rioolheffing houden we er rekening mee dat de baten niet hoger mogen zijn dan de lasten. Uitgangspunten zijn 100% kostendekkendheid en gedifferentieerde tarieven per huishoudtype, waarbij de huishoudens met 4 of meer personen meer betalen, dan huishoudens tot en met 3 personen. Bij niet-woningen wordt naast een vast bedrag van de eigenaar, belasting geheven over het waterverbruik van de gebruiker.

In 2015 heeft de gemeenteraad van Urk het Gemeentelijk Rioleringsplan (verder te noemen GRP) vastgesteld voor de periode 2016-2021. Uit dit GRP blijken de verwachte exploitatie en investeringslasten in de uitvoeringsperiode. Verder worden in het GRP de belangrijkste uitgangspunten voor de rioolheffing vermeld. Uitgangspunt is dat eventuele exploitatieoverschotten ten gunste moeten komen van voorziening riolering derden of de bestemmingsreserve riolering. Investeringen moeten zo mogelijk direct worden afgeboekt vanuit de spaarvoorziening riolering. Dit met dien verstande dat in de spaarvoorziening een bedrag van € 500.000 beschikbaar blijft. De inzet op deze wijze van de spaarvoorziening is bedoeld om onnodige rentekosten op investeringen te vermijden. Maar door de lage rente dalen de rentelasten. Tevens is het spaarfonds eerder op niveau en vallen in het algemeen de kosten lager uit. Als gevolg hiervan konden de tarieven in 2021 met 7% dalen! Bij het nieuwe GRP 2022 ev. zal bekeken worden hoe de tarieven zich in de komende jaren dienen te ontwikkelen.

2.3 Havengelden

Onder de naam "havengelden" wordt een recht geheven voor het gebruik of genot van de gemeentelijke havens. Omdat de voorzieningen de afgelopen jaren niet op orde waren, is er hard gewerkt om dit met ingang van 2020 op niveau te brengen. Werkzaamheden die overigens steeds doorgaan. In 2020 zijn daarom de tarieven, na twee jaar zonder stijging verhoogd. In 2021 zijn de tarieven voor de passanten (pleziervaartuigen en andere vaartuigen) met gemiddeld 5% verhoogd. De tarieven voor jaar- en maandabonnementen zijn met gemiddeld 1,5% verhoogd.   

2.4 Marktgelden
In de gemeente wordt onder de naam "marktgeld" een recht geheven voor het innemen van een standplaats op de voor de markt aangewezen plaats, gedurende de voor de markt geldende tijd.

De tarieven zijn opgenomen in de Verordening Marktgelden. De tarieven zijn met 1,6% gestegen.

2.5 Begraafrechten
Op basis van de verordening op de graf- en begrafenisrechten worden in de gemeente Urk rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Voor de begrafenisrechten geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. Kruissubsidiëring is mogelijk binnen deze verordening. Dit betekent dat het dekkingspercentage moet worden beoordeeld op basis van de gehele verordening en niet per onderdeel. In onderstaande tabel worden de kosten en opbrengsten begraafplaatsen volgens de rekening 2021 vermeld. Hieruit blijkt dat een dekkingspercentage van 82%.

2.6 Legesverordening
Onder de naam "leges" worden een aantal verschillende rechten geheven voor het genot van door, of vanwege het gemeentebestuur, verstrekte diensten. Het gaat hier vooral om de secretarieleges en de leges bouwvergunningen. Van sommige leges wordt het tarief vastgesteld door het Rijk. Bij het berekenen van een kostendekkend tarief mogen overigens alleen de kosten van het verlenen van een vergunning of dienst in rekening worden gebracht. Kosten van onder andere toezicht en handhaving mogen niet doorberekend worden. Voor 2021 zijn de tarieven verhoogd met 1,6 %.

Streven is de leges meer kostendekkend te maken. De tarieven dienen maatschappelijk aanvaardbaar te zijn, wat wil zeggen dat de tarieven die de gemeente Urk hanteert niet buitensporig hoog mogen zijn in vergelijking met die van omliggende gemeenten of het landelijk gemiddelde.

Om te komen tot meer kostendekkende tarieven zijn de meeste tarieven met 1,6 % gestegen. Andere tarieven zijn begrensd door wettelijke tariefstellingen.

Kwijtscheldingen

Op grond van de Invorderingswet en het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid kan een belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend. Bij Ministeriële regeling worden inkomensnormen vastgesteld, welke van toepassing zijn voor de eventuele toekenning van kwijtscheldingsaanvragen. De gemeente Urk hanteert ten aanzien van de normbedragen een kwijtscheldingspercentage van 100%.

Kwijtschelding kan alleen worden aangevraagd indien het een aanslag betreft voor onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. De overige heffingen zijn in de desbetreffende belastingverordeningen uitgesloten van kwijtschelding.

Lokale lastendruk

Alle onroerende zaken dienen jaarlijks opnieuw getaxeerd te worden op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken. De uitvoering van deze wet ligt in handen van de heffingsambtenaar van de gemeente. Door de Waarderingskamer wordt op deze uitvoering toezicht gehouden. De gemeente Urk scoort bij deze beoordeling al jaren het predicaat ‘goed’, de hoogste score! In 2021 zijn 173 bezwaarschriften ingediend tegen de WOZ-waarde. Ongeveer 40% van deze bezwaarschriften is (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Verder zijn 109 bezwaarschriften ingediend tegen de overige belastingen (OZB, hondenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing, toeristenbelasting, precario-belasting en havengelden). In 2021 zijn er 9 beroepszaken ingediend tegen de WOZ-waarde.

Lokale belastingen mogen zich altijd al in een grote belangstelling verheugen, vooral landelijk. Diverse instanties berekenen jaarlijks de stijging van de lokale lasten en de uitkomsten hiervan hebben grote aandacht van de landelijke pers. Met name de verschillen tussen de diverse gemeenten krijgen daarbij veel aandacht. Dit terwijl de gemeentelijke belasting een klein deel uitmaken van de zogenaamde bijkomende woonlasten.

Gemiddelde woonlasten voor een huishouden van 3 personen voor de periode 2019-2021

Gemiddelde woonlasten voor een huishouden van 3 personen voor de periode 2018-2022

Ontwikkeling

2020/2021

Belastingsoort

2019

2020

2021

in %

OZB eigenaar

€ 391

€ 391

€ 397

1,53%

Rioolrechten

€ 292

€ 263

€ 245

-6,84%

Afvalstoffenheffing

€ 244

€ 255

€ 250

-1,96%

Korting

€ -16

Totaal

€ 911

€ 909

€ 892

-1,87%

In de periode 2019 tot en met 2021 zijn de belastingen van de gemeente Urk in totaal met 2% gedaald.

De ontwikkeling van de lokale lasten is gebaseerd op een gemiddelde. Dit betekent dat de feitelijke lastenontwikkeling voor een individuele burger hiervan kan afwijken. De afwijking wordt onder andere beïnvloed door de feitelijke waardeontwikkeling van de woning.

Om een beeld te krijgen hoe de woonlasten op Urk zich verhouden ten opzichte van gemeenten in Flevoland, treft u hierna de gegevens aan van een aantal gemeenten uit de Atlas van de lokale lasten 2022 van het COELO, zoals gepubliceerd op de website. In de onderstaande vergelijking staat de gemiddelde aanslag 2021 voor een 3-persoonshuishouden. In deze aanslag is inbegrepen de OZB, afvalstoffenheffing en de rioolheffing.

2021

Urk

NOP

Lelystad

Almere

Dronten

Zeewolde

OZB

€ 397

€ 305

€ 345

€ 308

€ 358

€ 416

Afvalstoffenheffing

€ 250

€ 276

€ 295

€ 378

€ 299

€ 306

Rioolheffing

€ 245

€ 174

€ 193

€ 168

€ 137

€ 132

Totaal

€ 892

€ 755

€ 833

€ 854

€ 794

€ 854

In bovenstaande tabel heeft Urk ten opzichte van de andere gemeenten in Flevoland de hoogste  woonlasten. Daar zijn echter diverse verklaringen voor. Zo is de structuur van de gemeente Urk nadelig voor de hoogte van de belastingen, maar ook voor de uitkeringen van het Rijk. Urk heeft meer jeugd en een hogere woningbezetting. Een andere gemeente met evenveel inwoners heeft gemiddeld meer woningen en kan de belastingdruk dus beter spreiden. Maar ook verstrekt het Rijk aan kleinere gemeenten in verhouding lagere uitkeringen. Daarnaast heeft Urk als gevolg van het verval in hoogte van ca. 15 meter tussen het oude eiland en de Urkervaart en de zettingsgevoeligheid van de ondergrond hogere kosten om het riool goed te laten functioneren.

Deze pagina is gebouwd op 09/22/2022 16:43:39 met de export van 09/22/2022 16:31:13